Al in de oudheid maakten artsen gebruik van het principe dat je een ziekte kunt genezen met een stof die dezelfde klachten oproept. Voor heftige klachten werden behoorlijk toxische middelen ingezet waardoor de patiënt daar ook vaak aan overleed. Veel gebruikte middelen waren bijv. arsenicum en kwik. Samuel Hahnemann (1755-1843) was de eerste die probeerde tot hoever je de stof kon verdunnen zonder zijn werking te verliezen. Bij toeval kwam hij er achter dat je dat ongelimiteerd kon doen mits je bij iedere stap maar schudde. Dat noemde hij potentieren, krachtiger maken. Het eerste middel waar hij mee aan de slag ging was China (Kinine). Dat middel veroorzaakte wisselkoortsen bij inname, wat erg leek op Malaria en daar bleek het ook voor te helpen. Omdat de middelen gepotentieerd waren, waren ze niet gevaarlijk om zelf uit te proberen wat hij en aan aantal anderen uit zijn tijd dan ook deden. Dat was het begin van de "geneesmiddel proving". De beschrijving van symptomen noemen wij "Geneesmiddelbeeld" Zo werd de werking van zo'n 300 middelen in kaart gebracht. Provings worden nog steeds gedaan en het arsenaal gebruikte middelen is inmiddels uitgebreid tot ca 6000 middelen.
Omdat het zo lastig was om een middel te vinden bij een bepaalde klacht die iemand had werd er een systeem ontwikkeld waarbij je op klacht de middelen kon zoeken die daar bij pasten. Daar werd een boek van gedrukt, het Repertorium. Je kunt dan bijvoorbeeld zoeken op:
Head, pain, pulsating en dan vind je daar achter de afkortingen van middelen die dat kunnen hebben.
Later werd in kaart gebracht welke patiënten goed hadden gereageerd op een bepaald middel. Die patiënten bleken overeenkomsten te hebben waardoor de geneesmiddelbeelden steeds completer werden. Met de komst van het Repertorium op de computer werd het nog makkelijker om middelen te vergelijken. Er bleek zelfs systeem in te zitten. Mensen die een mineraal als middel nodig hadden hadden andere kenmerken dan mensen die een plant of dierlijk middel nodig hadden.
Jan Scholten:
In de jaren ’90 heeft Jan Scholten patiënten die hij behandeld heeft met een mineraal en die daar goed op gereageerd hebben naast elkaar gelegd. Hij is gaan kijken wat de overeenkomsten en verschillen waren in de levensthema’s van deze mensen.
Zijn hypothese was dat dit systeem overeenkomsten vertoonde met de ontwikkelingsstadia van de mens. Wanneer iemand is blijven hangen in zijn ontwikkeling kun je hem/haar verder helpen door het betreffende element te geven in homeopathische verdunning. In de praktijk bleek dit goed te werken en in de loop der jaren is de kennis van minder en niet bekende middelen hierdoor enorm toegenomen.
Waterstof en Helium, de bovenste 2 elementen op de 1e horizontale lijn hebben te maken met het “zijn”. Helium “is” er wel maar alleen in zijn eigen wereldje, hij heeft geen contact met de buitenwereld. Dit kan een goed middel zijn voor autisten (maar dat is uiteraard niet het enige middel, dit is slchts een voorbeeld).
De tweede horizontale lijn ( koolstofreeks) van Li(thium) t/m Ne(on) representeren het proces van de geboorte en hebben te maken met het scheiden van de moeder. Hoe meer het element links in het systeem staat, hoe angstiger de persoon is om op zichzelf te staan. Lithium past bijvoorbeeld bij de situatie van de te vroeg geborene. Hij is eigenlijk nog niet klaar voor de harde wereld en wordt zomaar uit de warme baarmoeder gegooid. Paniek dus, wat bij de hele 2e rij hoort. Paniekstoornissen zitten vaak in deze reeks. Hoe meer naar rechts in het systeem, hoe meer de persoon klaar zou moeten zijn om zelf te (kunnen) leven. De voedselvoorziening in de baarmoeder komt in het gedrang dus hij moet er wel uit. B(oron) past bij het stadium van de ontsluiting. De bodem zakt onder je weg en je dreigt uit de baarmoeder te vallen. Boron mensen hebben daarom vaak iets met neergaande bewegingen, dat roept angst op. N(itrogenium), stikstof, past bij de uitdrijving. De foetus zit klem en moet maken dat hij eruit komt. Mensen die stikstof of een verbinding daarvan nodig hebben krijgen het over het algemeen benauwd in kleine ruimtes.
De 3e horizontale rij (Siliciumreeks) heeft te maken met zorg van de ouders en de ontwikkeling van de identiteit. Na(trium) heeft nog geen eigen identiteit en is daarvoor volledig afhankelijk van een ander. Zoals een baby in de wieg afhankelijk is van de moeder. In Magnesium (Mg) is de relatie zo instabiel dat hij het gevoel is zich niets te kunnen permitteren. Te allen tijde zal hij daarom proberen de lieve vrede te bewaren. Een goed voorbeeld van deze situatie is die van het weeskind. Aangezien hij alleen niet kan overleven moet hij zich dingen laten welgevallen anders wordt hij weggestuurd. Al(uminium) past bij de situatie van het schoolkind dat bepaalde dingen niet wil maar waarvan hij weet dat zijn ouders willen dat hij dit doet. Er ontstaat dan een conflict waarbij het kind op een gegeven moment niet meer weet of hij iets doet omdat hij het zelf graag wil of omdat zijn ouders het van hem eisen. De hele 3e rij is de periode van de wieg tot het einde van de opleiding.
De 4e horizontale rij (ijzerreeks)heeft te maken met het bereiken van huisje-boompje-beestje. Met alle taken en onzekerheden die daarbij horen. Ook de gevoeligheid van oordelen en veroordelen van de omgeving hoort hierbij. Dus, iemand die een middel nodig heeft uit de 4e rij kan zelfstandig leven, heeft een identiteit, weet wie hij is en is nu bezig om zich een plaats in de maatschappij te verwerven. Gevoelige thema’s hierin zijn geld, regels, werk, de wet, etc. Hoe meer het element naar links staat, hoe onzekerder de persoon is. Scandium (Sc) weet nog niet welke taak er bij hem past en begint aan alles maar maakt niets af. Ti(tanium) ziet als een berg op tegen zijn taken en kan maar niet beginnen want je weet maar nooit wat je tegen komt. V(anadium), het 5e element van de 4e rij is wel begonnen maar ziet ineens beren op de weg en weet niet meer hoe hij verder moet. Tot en met het tiende element wordt er iets opgebouwd en de persoon wordt steeds zekerder, daarna moet hij zien te houden wat hij heeft en na de 13e kolom begint hij capaciteiten kwijt te raken. Ars(enicum), het 15e element (15e verticale kolom) is voor zijn gevoel alles al kwijt en moet heel zuinig leven.
De 5e horizontale rij (zilverreeks) heeft te maken met performance. Het willen schitteren voor publiek of iets nieuws neerzetten. Hieronder vallen de musici, toneelspelers, professionele sporters en wetenschappers. Het steeds ziek worden voordat je een voorstelling moet geven bijvoorbeeld kan hierin passen. Je bent er helemaal klaar voor en op het laatste moment moet je afhaken, kolom 9, Rh(odium).
De 6e horizontale rij (goudreeks), heeft te maken met verantwoording ( voor een ander) nemen en macht. Een subgroep hiervan zijn de Lanthaniden, tussen Barium en Hafnium. Zij willen niet de leiding over een ander maar wel over zichzelf. Bij deze mensen spelen problemen in de autonomie. Zij willen zelf over hun leven bepalen maar durven dat (nog) niet of kunnen dat niet omdat ze het gevoel hebben dat het ze ontnomen wordt. Auto-immuun ziektes vallen vaak in deze reeks. Het afweer systeem gaat een eigen leven leiden (wordt autonoom) en begint eigen weefsels af te breken.
De 7e horizontale rij, de actiniden, zijn radioactieve stoffen. Zij hebben iets met verval, uit elkaar vallen.
De horizontale rijen bevatten vanaf de 4e rij 18 elementen, oftewel, er zijn 18 verticale kolommen. Kolom 10 is altijd de top. De persoon heeft het idee dat hij het kan, hetgeen niet waar hoeft te zijn. Daar zit dan het probleem. Hij staat voor zijn gevoel aan de top maar kan daar niet meer soepel mee omgaan. En je kunt nu eenmaal niet altijd de beste zijn. Alle elementen voor de 10e kolom moeten de top nog bereiken, de elementen erna gaan hun positie kwijt raken. Er komen kapers op de kust, je moet krampachtig alle zeilen bijzetten (12e kolom), raakt een deeltje kwijt en moet je terug trekken (13), bent het eigenlijk al kwijt maar probeert voor de buitenwereld de schijn nog op te houden (14), Probeert te redden wat er nog te redden valt (15), je bent alles al kwijt dus “laat maar zitten” (16).
Alle horizontale reeksen geven het thema aan waar de problemen zitten, de kolommen in hoe de mensen met dit thema omgaan.
Je kunt het ook nog anders indelen:
Helium reeks : Conceptie
Koolstof reeks: Baarmoeder
Siliciumreeks: Gezin
IJzerreeks: Dorp/Werkvloer
Zilverreeks: Provincie/ Middel management
Goudreeks: Koninkrijk/Leiderschap
Met al deze thema’s kun je eindeloos spelen.
Sankaran:
Begin jaren 90 schreef Sankaran de situationele Materia Medica. Iedereen leeft vanuit zijn eigen perspectief, de bril waardoor hij de wereld bekijkt. Als ik u vraag hoe vaak u Lelijke Eendjes op de weg ziet rijden zegt u waarschijnlijk “ bijna nooit”. Als u er zelf één heeft aangeschaft omdat u hem zo leuk vindt en ik stel u dezelfde vraag dan antwoordt u waarschijnlijk met “regelmatig”. Beiden hebben gelijk. Als je focus niet ligt op de Lelijke Eend dan zie je ze ook bijna nooit. Zo gaat dat ook met problemen. Als je focus daar niet ligt zie je ze vaak niet, ligt je focus ( gevoeligheid) ergens wel, dan zul je er niet alleen vaker tegenaan lopen maar je zult het ook uitvergroten. Sankaran noemde dit de “Central Delusion”, de centrale misvatting van waaruit je het leven bekijkt, de gekleurde bril.
Voorbeeld: Stel, je wordt door een tijger achterna gezeten. Dan moet je rennen voor je leven om niet opgevreten te worden. Je hartslag gaat omhoog, je bloeddruk, er gaat extra bloed naar de spieren, je hele lichaam is paraat om te vluchten. In dit geval zijn alle beschreven reacties adequaat. Er zijn echter mensen die deze reacties al vertonen bij het zien van de poedel van de buren (delusion: een poedel is even gevaarlijk als een tijger). Met behulp van een homeopathisch middel kun je dit weer tot normale porties terug brengen.
Halverwege de jaren 90 ontdekte Sankaran dat wanneer je iemand heel ver doorvraagt ( bijna “doorzaagt”) over zijn klacht, dan schiet de woordenschat op een gegeven moment tekort. De patiënt begint te gebaren om nog verdere uitleg te kunnen geven. Wanneer woorden ondersteund worden met telkens dezelfde gebaren weet je dat die betreffende woorden belangrijk zijn voor de keuze van het homeopatische middel.
Grofweg kun je homeopathische middelen indelen in 3 hoofd “Rijken” waarvan ze gemaakt zijn. Dit kan zijn plant, dier of mineraal ( Bijv, Ignatia, plant, Lachesis, dier/slang, aurum, mineraal/goud).
Mensen die een plantenmiddel nodig hebben, hebben heel andere thema’s dan mensen die een dierenmiddel nodig hebben. Zij hebben een andere “bril” waardoor zij naar de werkelijkheid kijken, of nog beter gezegd, hoe ze de werkelijkheid beleven. Aan de hand van de gebaren in combinatie met het verhaal kun je al een onderscheid maken tussen iemand die een plant, dier of mineraal nodig heeft. Door deze methode toe te passen kun je veel dieper voorschrijven.
Dierenrijk:
Iemand die een middel uit het dierenrijk nodig heeft kan de situatie verwoorden als: Ik voel me gekleineerd, gepasseerd. Ik kan er niet tegen vechten. Kenmerkend voor een dierenmiddel is dat hem altijd iets is aangedaan door een ander. Er is een dader en een slachtoffer in het verhaal. Er is vaak iets van rivaliteit, territorium en strijd om het bestaan.
Plantenrijk:
Middel uit het plantenrijk: Ik voel me gekwetst, het is als een stomp in mijn maag, alsof ik bont en blauw geslagen ben. Kenmerkend voor een plantenmiddel is dat een prikkel altijd een zelfde soort reactie of gevoel uitlokt. Bij een composiet ( de plantengroep waartoe Arnica ook behoort) heeft dit altijd met een gevoel van trauma/kwetsing te maken.
Mineralenrijk:
Middel uit het mineralenrijk: Het maakt me onzeker, mijn hele toekomst, alles wat ik heb opgebouwd brokkelt af. Kenmerkend voor een mineraal is dat de patiënt altijd iets mist/ te kort komt om optimaal te kunnen functioneren ( zie bovenstaand stuk over Jan Scholten).
Eigenlijk zijn er geen 3 maar 5 Rijken om het lekker simpel te houden. Behalve plant, dier en mineraal zijn er ook nog de Nosoden en Imponderables.
Nosoden:
Nosoden zijn gemaakt van ziek weefsel, bacteriën en virussen.
Imponderables:
Letterlijk: kan niet geschat/beoordeeld worden. In de homeopathie gebruiken we deze term voor middelen die gemaakt zijn van diverse soorten straling, licht, magnetisme etc. Het is geen stof maar een vorm van energie. Uiteindelijk is materie ook energie maar dan gecondenseerd. Voorbeelden van deze middelen zijn: Mobile phone , Magnetron, X-ray, Electricitas, Magnetus polis australis ( zuidpool van een magneet). Water wordt aan de betreffende vorm van energie blootgesteld en vervolgens gepotentieerd. Het klinkt wat wazig maar deze middelen kunnen echt heel goed werken.
Wanneer uit het verhaal duidelijk is geworden uit wel “ Rijk” het middel moet komen wat bij de patiënt past moeten we vervolgens verder differentiëren. Stel het moet een dierenmiddel zijn, dan kunnen we aan de hand van de thema’s kijken waar we in het dierenrijk moeten zijn. Zoogdieren, reptielen, vogels, insecten hebben allemaal hun eigen kenmerken en klachtenpatronen. De homeopathische middelen zijn gemaakt van bepaalde delen/uitscheidingen van het dier. Dit kan zijn bloed, melk ( bijv. hondenmelk, dolfijnenmelk), haren, gif (van een slang) of het hele insect. Eerst wordt dit verwreven met melksuiker in een vijzel totdat de deeltjes klein genoeg zijn om opgelost te worden waarna de oplossing wordt gepotentiëerd.
Jan Scholten:
Plantengroepen blijken ook hun eigen thema's te hebben. Jan heeft het systeem van het periodiek systeem ook gebruikt om de planten in te delen. Hij heeft iedere plant een nummer gegeven die correspondeert met de reeks ( bijvoorbeeld "Ijzerreeks, rij 4 in het periodiek systeem), fase 1 t/m 7 (je plaats in de groep, in hoeverre hoor je er bij?), subfase 1 t/m 7 ( Hoe ervaart de persoon zelf zijn plaats in de groep), en 17 stadia die corresponderen met de verticale kolommen van het periodiek systeem. Het 18e stadium bestaat niet in het plantenrijk. Je krijgt dan bijvoorbeeld: Pulsatilla: 3-642.13.02
Als je meer over dit systeem wilt weten kun je kijken op www.qjure.com
Michal Yakir:
Heeft een soortgelijk systeem ontwikkeld als Jan maar dan staan de series verticaal en die zijn afgezet tegen de ontwikkelingsstadia van Ericson.
Ook het dierenrijk wordt nu in kaart gebracht door verschillende homeopaten.
Zin of Onzin?
Dat is de eeuwige discussie tussen de voor- en tegenstanders van de homeopathie. Dit zijn systemen die voor mij bruikbaar zijn om een middel te vinden dat werkt bij de persoon die voor mij zit. Ik zeg daarmee niet dat dit "de waarheid" is. Deze systemen gaan uit van een Holistische benadering, waarbij alles een samenhang heeft. "Materie is gecondenseerde energie" Wij zijn onderdeel van een groter geheel, de samenhang is complex.
De reguliere geneeskunde gaat uit van een Materialistiche benadering. Dat wil zeggen dat er alleen werking uit gaat van stofjes die receptoren op de cel stimuleren of ionen die potentialen over celmembranen creëren. In dat model kan homeopathie niet werken. Maar dit model berust net zo goed op aannames als het holistische model. Op zich is dat oké zolang je regulier werkt. Als ik naschool met de huisartsen denk ik in dit model.
In de acupunctuur gebruik je weer een ander model, die van de TCM ( Traditional Chinese Medicine). Dit gaat over de elementen Hout, Vuur, Aarde, Metaal en Water. Meridianen waarvan je de energie op positities op de pols kunt voelen en over orgaan klokken. Onzien? Niet als je naaldjes wilt plaatsen. Dan heb je dit systeem nodig om dat zodanig te doen dat het werkt. Volgens dit systeem kun je ook verklaren dat de meeste hartinfarcten plaats vinden aan het einde van de ochtend. De Hart energie is het zwakst tussen 11:00 en 13:00 uur.
Wat mij betreft gaat het om wat werkt in een bepaalde situatie. Als alle patiënten geholpen konden worden met de reguliere geneeskunde was ik nooit homeopathie gaan studeren. Homeopathie is lastiger toe te passen, je bent een vreemde eend in de bijt en het levert financieel veel minder op. Maar het is wel heel fijn om mensen te kunnen helpen die overal al geweest zijn. Natuurlijk kan ik ook niet iedereen helpen maar het zijn er toch weer meer dan alleen maar regulier.